woensdag 22 februari 2012

lager wal


[Hier een stukje mét een kop maar zonder staart dat ik in opdracht van mijn schrijfjuf schreef - met een aantal eerder bedachte personages erin, namelijk een vrouw met tè veel parfum op, een man met een leerfetisj en een aspirant Sumo worstelaar die maar niet aankomt]
Lager wal

Iedereen ziet er bleek uit in dit licht. Mensen kijken langs elkaar heen of naar de telefoon of krant die ze vasthouden. Het is kwart over vijf en druk. Een man met grote zweetplekken onder zijn oksels klemt zich met opengesperde ogen vast aan één van de lussen aan het plafond. Alsof onder hem een afgrond of een kolkende zee is, in plaats van de smoezelige vloer van de tram. Een groep pubermeisjes met grote bontkragen aan hun capuchon bewondert geïnteresseerd elkaars identieke ronde oorbellen terwijl ze zich luid giechelend staande proberen te houden bij elke stop.
Angelique zit alleen, haar handen gevouwen in haar schoot en opvallend rechtop. In haar rode geruite poncho en met haar bijpassende rode lippenstift steek ze fel af tegen de rest. “De rest” staat een meter of twee bij haar vandaan, ze dringen om zo ver mogelijk bij haar vandaan te staan. Op de stoelen naast haar zit ook niemand. Het ziet eruit alsof er een onzichtbare glazen stolp over haar heen staat, waarin niemand kan doordringen. Ze weet niet waarom dat zo is, maar ze heeft die walgelijke stinkende paupers liever ook niet in haar buurt, dus denkt ze er maar niet teveel over na. Er zit kauwgom op de stoel tegenover haar. Als er maar niet ook zo’n plakding op de zitting onder haar billen zit… Ze heeft er niet op gelet toen ze ging zitten, omdat ze nog helemaal van slag was van dat OV-chip-geval. Wat is dit vreselijk. En toch zal ze dit voortaan vaker moeten doorstaan, de Bentley is al lang verkocht en zelfs de kleine Honda is gisteren van eigenaar gewisseld. Ze zal toch naar de stad moeten, want niemand mag iets merken. Vandaag heeft ze afgesproken met Victoria. Ze heeft het voorstel om uit eten te gaan handig omzeild en aangedrongen op een kop thee in de stad. Ze zal langzaam drinken en het volgende kopje afslaan met een smoes over opkomende migraine – er zit precies 3 euro in haar portemonnee.
De volgende halte is het centrum, roept een stem om. Ze staat alvast op, uit angst te laat bij de deuren te zijn. Haar chipkaart zit in de handtas die over haar schouder bungelt, bedenkt ze net op tijd. Met één hand houdt ze zich krampachtig aan een stang vast – hij voelt vettig aan, zeker van al die andere handen, smerige handen met bacteriën – en probeert met de andere hand de Ov-chipkaart uit haar Gucci te pulken. De tram remt abrupt en zij zwaait naar voren. Blind grijpt ze om zich heen. Ze voelt leer. Het is een mannenhand gehuld in een zwarte leren handschoen. De kalende man die erbij hoort glimlacht. Hij is gehuld in een leren legging en een mouwloos hemd van hetzelfde materiaal. Zijn worstarmen zijn in tegenstelling tot zijn hoofd rijkelijk voorzien van haar. En dan van die malle handschoenen als kers op de taart! Angelique wendt zich snakkend naar adem af.
Eenmaal uit de tram gestapt, blijft ze nog even bij de halte staan om bij te komen. Links van haar ziet ze plotseling het koperrode getoupeerde haar van Victoria boven het winkelend publiek uit rijzen. Instinctief wil ze wegduiken. Naast haar ziet ze een Japanse toerist met een grote, uitgevouwen plattegrond van de stad, waar hij peinzend op kijkt. Ze schuift quasi behulpzaam naast de jongen, terwijl ze haar arm om zijn frêle schouders slaat. “Tell me,” sist ze, terwijl ze de kaart uit zijn handen rukt en voor haar gezicht houdt, “where do you need to go?” “McDonalds,” zegt hij zacht. 

2 opmerkingen:

  1. hihi wat een komisch stukje! Ik zie Angelique en de andere personage's al helemaal zitten in de tram.
    Goed bezig met je schrijfambities!?

    BeantwoordenVerwijderen

Leuk als je een berichtje achterlaat!